33 En zij kwamen te Kafarnaüm. En toen Hij thuis gekomen was, vroeg Hij hun: Waarover waart gij onderweg in gesprek?
34 En zij zwegen, want zij hadden onderweg met elkander erover gesproken, wie de meeste was.
35 En Hij ging zitten, riep de twaalven en zeide tot hen: Indien iemand de eerste wil zijn, die zal de allerlaatste zijn en aller dienaar.
36 En Hij nam een kind en plaatste dat in hun midden, omarmde het en zeide tot hen:
37 Wie één van zodanige kinderen ontvangt in mijn naam, die ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt niet Mij, maar Hem, die Mij gezonden heeft.
38 Johannes zeide tot Hem: Meester, wij hebben iemand, die ons niet volgt, in uw naam boze geesten zien uitdrijven, en wij wilden het hem beletten, omdat hij ons niet volgde.
39 Doch Jezus zeide: Belet het hem niet; want er is niemand, die een kracht doen zal in mijn naam en kort daarna smadelijk van Mij zal kunnen spreken.