7 Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
8 Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet.
9 Voorziet u niet van goud of zilver of koper in uw gordels,
10 van geen reiszak voor onderweg, geen twee hemden, geen sandalen, geen staf, want de arbeider is zijn voedsel waard.
11 Welke stad of welk dorp gij ook binnenkomt, onderzoekt wie het daarin waard is, en blijft daar tot uw vertrek.
12 Als gij het huis binnentreedt, geeft het de vredegroet;
13 en indien het huis het waard is, zo kome uw vrede daarover; doch indien niet, zo kere uw vrede tot u terug.