2 Maar toen de Farizeeën dit zagen, zeiden zij tot Hem: Zie, uw discipelen doen wat men op sabbat niet mag doen.
3 En Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen wat David gedaan heeft, toen hij en die met hem waren honger kregen?
4 Hoe hij het huis Gods binnengegaan is en zij de toonbroden hebben gegeten, waarvan hij noch die met hem waren mochten eten, doch alleen de priesters?
5 Of hebt gij niet gelezen in de wet, dat op de sabbat de priesters in de tempel de sabbat schenden zonder schuldig te zijn?
6 Maar Ik zeg u: Meer dan de tempel is hier.
7 Indien gij geweten hadt, wat het zeggen wil: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande, dan zoudt gij geen onschuldigen hebben veroordeeld.
8 Want de Zoon des mensen is heer over de sabbat.