20 Het geknakte riet zal Hij niet verbrekenen de walmende vlaspit zal Hij niet uitdoven,voordat Hij het oordeel tot overwinning heeft gebracht.
21 En op zijn naam zullen de heidenen hopen.
22 Toen bracht men een bezetene tot Hem, die blind en stom was. En Hij genas hem, zodat de stomme sprak en zag.
23 En al de scharen waren buiten zichzelf en zeiden: Dit is toch niet de Zoon van David?
24 Maar de Farizeeën hoorden het en zeiden: Deze drijft de boze geesten slechts uit door Beëlzebul, de overste der geesten.
25 Maar Hij kende hun gedachten en zeide tot hen: Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en geen stad of huis, tegen zichzelf verdeeld, zal standhouden.
26 En indien de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn koninkrijk kunnen standhouden?