36 Toen liet Hij de scharen gaan en ging naar huis. En zijn discipelen kwamen bij Hem en zeiden: Maak ons de gelijkenis van het onkruid in de akker duidelijk.
37 Hij antwoordde en zeide: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen;
38 de akker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Koninkrijk;
39 het onkruid zijn de kinderen van de boze; de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding der wereld; de maaiers zijn de engelen.
40 Zoals nu het onkruid verzameld wordt en met vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voleinding der wereld.
41 De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Koninkrijk verzamelen al wat tot zonde verleidt en hen, die de ongerechtigheid bedrijven,
42 en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.