1 Toen kwamen uit Jeruzalem Farizeeën en schriftgeleerden tot Jezus en vroegen:
2 Waarom overtreden uw discipelen de overlevering der ouden?
3 Immers, zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten. Hij antwoordde hun en zeide: Waarom overtreedt ook gij ter wille van uw overlevering (zelfs) het gebod Gods?
4 Want God heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven.
5 Maar gij zegt: Wie tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, behoeft zijn vader of zijn moeder niet te eren.
6 Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering.
7 Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zeggende: