34 En Jezus zeide tot hen: Hoeveel broden hebt gij? Zij zeiden: Zeven en enkele visjes.
35 En Hij gaf aan de schare bevel, dat zij op de grond zouden gaan zitten.
36 Daarna nam Hij de zeven broden en de vissen, dankte en brak ze, en Hij gaf ze aan zijn discipelen en de discipelen gaven ze aan de scharen.
37 En zij aten allen en werden verzadigd, en zij raapten het overschot der brokken op, zeven korven vol.
38 Zij, die gegeten hadden, waren vierduizend mannen, vrouwen en kinderen niet medegerekend.
39 En nadat Hij de schare weggezonden had, ging Hij in het schip en vertrok naar het gebied van Magadan.