1 Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem,
2 en vroegen: Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen.
3 Toen koning Herodes hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem.
4 En hij liet al de overpriesters en schriftgeleerden van het volk vergaderen en trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou worden.
5 Zij zeiden tot hem: Te Betlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet: