4 en hij zeide tot hen: Gaat ook gij in de wijngaard en wat billijk is zal ik u geven. En zij gingen.
5 Omstreeks het zesde en het negende uur ging hij wéér naar buiten en handelde evenzo.
6 Toen hij omstreeks het elfde uur naar buiten ging, vond hij nog anderen staan en zeide tot hen: Waarom staat gij hier de gehele dag werkloos?
7 Zij zeiden tot hem: Omdat niemand ons gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij in de wijngaard.
8 Toen de avond viel, zeide de heer van de wijngaard tot zijn opzichter: Roep de arbeiders en betaal het loon uit, te beginnen bij de laatsten, tot de eersten.
9 Toen zij, die omstreeks het elfde uur gehuurd waren, kwamen, ontvingen zij ieder een schelling.
10 En toen de eersten kwamen, meenden dezen, dat zij meer zouden ontvangen. En zij ontvingen eveneens ieder een schelling.