1 En Jezus antwoordde en sprak wederom in gelijkenissen tot hen en zeide:
2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een koning, die voor zijn zoon een bruiloft aanrichtte.
3 En hij zond zijn slaven uit om de ter bruiloft genodigden te roepen, doch zij wilden niet komen.
4 Wederom zond hij andere slaven uit, met de boodschap: Zegt de genodigden: Zie, ik heb mijn maaltijd bereid, mijn ossen en gemeste beesten zijn geslacht en alles is gereed; komt tot de bruiloft.
5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen heen, de een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken.
6 De overigen grepen zijn slaven, en zij mishandelden en doodden hen.
7 En de koning werd toornig, en hij zond zijn legers uit en verdelgde die moordenaars en stak hun stad in brand.