30 Immers, in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel.
31 Wat nu de opstanding der doden betreft, hebt gij niet gelezen, wat door God tot u gesproken is, toen Hij zeide:
32 Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaak, en de God van Jakob?
33 Hij is niet een God van doden, maar van levenden. En de scharen, die dat hoorden, stonden versteld over zijn leer.
34 Toen de Farizeeën gehoord hadden, dat Hij de Sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen zij bijeen,
35 en één van hen, een wetgeleerde, vroeg, om Hem te verzoeken:
36 Meester, wat is het grote gebod in de wet?