2 zeggende: De schriftgeleerden en de Farizeeën hebben zich gezet op de stoel van Mozes.
3 Alles dan, wat zij u ook zeggen, doet dat en onderhoudt dat, maar doet niet naar hun werken, want zij zeggen het wel, maar doen het niet.
4 Zij binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders der mensen, maar zelf willen zij ze met hun vinger niet verroeren.
5 Al hun werken doen zij om in het oog te lopen bij de mensen, want zij maken hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot,
6 zij houden van de eerste plaats bij de maaltijden en van de erezetels in de synagogen,
7 en van de begroetingen op de markten en om door de mensen rabbi genoemd te worden. Gij zult u niet rabbi laten noemen;
8 want één is uw Meester en gij zijt allen broeders.