6 zij houden van de eerste plaats bij de maaltijden en van de erezetels in de synagogen,
7 en van de begroetingen op de markten en om door de mensen rabbi genoemd te worden. Gij zult u niet rabbi laten noemen;
8 want één is uw Meester en gij zijt allen broeders.
9 En gij zult op aarde niemand uw vader noemen, want één is uw Vader, Hij, die in de hemelen is.
10 Laat u ook geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus.
11 Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn.
12 Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden.