46 Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zó bezig zal vinden.
47 Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen.
48 Maar als die slaaf slecht was, en in zijn hart zou zeggen:
49 Mijn heer blijft uit, en hij zou beginnen zijn medeslaven te slaan en met de dronkaards zou eten en drinken,
50 dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht, en op een uur,
51 dat hij het niet weet, en hij zal hem folteren en hem in het lot der huichelaars doen delen. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.