1 Dan zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden, die haar lampen namen en uittrokken, de bruidegom tegemoet.
2 En vijf van haar waren dwaas en vijf waren wijs.
3 Want de dwaze namen haar lampen mede, maar geen olie;
4 doch de wijze namen olie in haar kruiken, met haar lampen.
5 Terwijl de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en sliepen in.
6 En midden in de nacht klonk een geroep: De bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet!
7 Toen stonden al die maagden op en brachten haar lampen in orde.