11 Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open!
12 Maar hij antwoordde en zeide: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet.
13 Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur.
14 Want het is als een mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn bezit toevertrouwde.
15 En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee, een derde één, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands.
16 Terstond ging hij, die de vijf talenten ontvangen had, op weg, en hij deed er zaken mede en verdiende er vijf bij.
17 Evenzo verdiende hij, die de twee talenten had, er twee bij.