5 Maar zij zeiden: Niet op het feest, opdat er geen opschudding ontsta onder het volk.
6 Toen Jezus te Betanië was, in het huis van Simon de melaatse,
7 kwam een vrouw tot Hem met een albasten kruik vol kostbare mirre en goot die uit over zijn hoofd, terwijl Hij aanlag.
8 Toen de discipelen dit zagen, waren zij verontwaardigd en zeiden: Waartoe die verkwisting?
9 Want deze (mirre) had duur verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden.
10 Maar Jezus merkte het op en zeide tot hen: Waarom valt gij deze vrouw lastig? Want zij heeft een goede daad aan Mij verricht.
11 De armen hebt gij immers altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd.