16 Zij hadden toen een berucht gevangene, genaamd Barabbas.
17 Daar zij nu toch bijeen waren, zeide Pilatus tot hen: Wie wilt gij, dat ik u zal loslaten, Barabbas of Jezus, die Christus genoemd wordt?
18 Want hij wist, dat zij Hem uit nijd hadden overgeleverd.
19 Terwijl hij nu op de rechterstoel zat, zond zijn vrouw hem de boodschap: Bemoei u toch niet met die rechtvaardige, want ik heb heden in een droom veel om Hem geleden.
20 Maar de overpriesters en de oudsten overreedden de scharen, dat zij om Barabbas zouden vragen, maar Jezus zouden laten ter dood brengen.
21 De stadhouder antwoordde en zeide tot hen: Wie van die twee wilt gij, dat ik u loslaat? Zij zeiden: Barabbas.
22 Pilatus zeide tot hen: Wat moet ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt? Zij zeiden allen: Hij moet gekruisigd worden!