20 Maar de overpriesters en de oudsten overreedden de scharen, dat zij om Barabbas zouden vragen, maar Jezus zouden laten ter dood brengen.
21 De stadhouder antwoordde en zeide tot hen: Wie van die twee wilt gij, dat ik u loslaat? Zij zeiden: Barabbas.
22 Pilatus zeide tot hen: Wat moet ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt? Zij zeiden allen: Hij moet gekruisigd worden!
23 Hij zeide: Wat heeft Hij dan toch voor kwaad gedaan? Zij schreeuwden des te meer: Hij moet gekruisigd worden!
24 Toen Pilatus zag, dat niets baatte, maar dat er veeleer oproer ontstond, nam hij water, wies zich de handen ten aanschouwen van de schare en zeide: Ik ben onschuldig aan zijn bloed; gij moet zelf maar zien, wat ervan komt.
25 En al het volk antwoordde en zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!
26 Toen liet hij hun Barabbas los, maar Jezus geselde hij en hij gaf Hem over om gekruisigd te worden.