56 Tot dezen behoorden Maria van Magdala, en Maria, de moeder van Jakobus en Jozef, en de moeder der zonen van Zebedeüs.
57 Toen het nu avond geworden was, kwam een rijk man van Arimatea, genaamd Jozef, die eveneens een discipel van Jezus geworden was.
58 Deze ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus het hem te geven.
59 En Jozef nam het lichaam en wikkelde het in zuiver linnen,
60 en hij legde het in zijn nieuw graf, dat hij in de rots had laten uithouwen, en na een grote steen voor de ingang van het graf te hebben gewenteld, ging hij heen.
61 En daar waren Maria van Magdala en de andere Maria, gezeten tegenover het graf.
62 De volgende dag, dat is na de Voorbereiding, kwamen de overpriesters en de Farizeeën gezamenlijk tot Pilatus,