9 Toen werd vervuld hetgeen gesproken is door de profeet Jeremia, toen hij zeide: En zij namen de dertig zilverlingen, de geschatte waarde van de geschatte, die zij geschat hadden van de kinderen Israëls,
10 en gaven die voor het land van de pottenbakker, gelijk de Here mij had opgedragen.
11 Jezus dan werd voor de stadhouder gesteld. En de stadhouder ondervroeg Hem en zeide: Zijt Gij de Koning der Joden? Jezus zeide: Gij zegt het.
12 En op de beschuldiging, die de overpriesters en oudsten tegen Hem inbrachten, antwoordde Hij niets.
13 Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoeveel zij tegen U getuigen?
14 En Hij antwoordde hem op geen enkele vraag, zodat de stadhouder zich zeer verwonderde.
15 Nu was de stadhouder bij elk feest gewoon een gevangene, ter keuze van de schare, los te laten.