2 en zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
3 Hij toch is het, van wie door de profeet Jesaja gesproken werd, toen hij zeide:De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden.
4 Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing.
5 Toen liep Jeruzalem en heel Judea en de gehele Jordaanstreek tot hem uit,
6 en zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen, onder belijdenis van hun zonden.
7 Toen hij nu zag, dat vele van de Farizeeën en Sadduceeën tot de doop kwamen, zeide hij tot hen: Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan?
8 Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt;