1 Toen Hij nu de scharen zag, ging Hij de berg op en nadat Hij Zich had nedergezet, kwamen zijn discipelen tot Hem.
2 En Hij opende zijn mond en leerde hen, zeggende:
3 Zalig de armen van geest,want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
4 Zalig die treuren,want zij zullen vertroost worden.
5 Zalig de zachtmoedigen,want zij zullen de aarde beërven.
6 Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid,want zij zullen verzadigd worden.