14 want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.
15 Wacht u voor de valse profeten, die in schapevacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven.
16 Aan hun vruchten zult gij hen kennen: men leest toch geen druiven van dorens of vijgen van distels?
17 Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de slechte boom brengt slechte vruchten voort.
18 Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, of een slechte boom goede vruchten dragen.
19 Iedere boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.
20 Zo zult gij hen dan aan hun vruchten kennen.