8 In de eerste plaats dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, omdat in de gehele wereld van uw geloof gesproken wordt.
9 Want God, die ik met mijn geest dien in het evangelie van zijn Zoon, is mijn getuige, hoe ik onophoudelijk te allen tijde bij mijn gebeden uwer gedenk,
10 biddende, of mij eindelijk door de wil van God eens een weg gebaand moge worden om tot u te komen.
11 Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw versterking,
12 dat is te zeggen: onder u mede bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij.
13 Doch ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat ik dikwijls het voornemen heb opgevat tot u te komen – waarin ik tot nu toe verhinderd ben – om ook onder u enige vrucht te hebben, evenals onder de andere heidenen.
14 Van Grieken en niet-Grieken, van wijzen en onwetenden ben ik een schuldenaar.