5 Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven.
6 Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen;
7 of: Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen.
8 Maar wat zegt zij? Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij prediken.
9 Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden;
10 want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis.
11 Immers het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen.