6 opdat gij eendrachtig uit één mond de God en Vader van onze Here Jezus Christus moogt verheerlijken.
7 Daarom, aanvaardt elkander, zoals ook Christus ons aanvaard heeft tot heerlijkheid Gods.
8 Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen,
9 en dat de heidenen God ter wille van zijn ontferming gaan verheerlijken, gelijk geschreven staat:Daarom zal ik U loven onder de heidenen en uw naam met snarenspel prijzen.
10 En verder zegt Hij:Verheugt u, heidenen, met zijn volk.
11 En verder:Looft, al gij heidenen, de Here, en laten alle volken Hem prijzen.
12 En verder zegt Jesaja:Komen zal de wortel van Isaï, en Hij, die opstaat, om over de heidenen te regeren; op Hem zullen de heidenen hopen.