13 Groet Rufus, de uitverkorene in de Here, met zijn moeder, die ook voor mij een moeder is.
14 Groet Asynkritus, Flegon, Hermes, Patrobas, Hermas, en de broeders bij hen.
15 Groet Filologus, en Julia, Nereus met zijn zuster, en Olympas, benevens al de heiligen, die bij hen zijn.
16 Groet elkander met de heilige kus. U groeten al de gemeenten van Christus.
17 Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen.
18 Want zulke lieden dienen niet onze Here Christus, maar hun eigen buik, en misleiden door hun schoonklinkende en vrome taal de harten der argelozen.
19 Want uw gehoorzaamheid is bij allen bekend geworden. Over u verblijd ik mij dus, doch ik wil, dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede, maar ook onbesmet van het kwade.