18 Want zulke lieden dienen niet onze Here Christus, maar hun eigen buik, en misleiden door hun schoonklinkende en vrome taal de harten der argelozen.
19 Want uw gehoorzaamheid is bij allen bekend geworden. Over u verblijd ik mij dus, doch ik wil, dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede, maar ook onbesmet van het kwade.
20 De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden. De genade van onze Here Jezus zij met u!
21 Mijn medearbeider Timoteüs en mijn stamgenoten Lucius, Jason en Sosipater, groeten u.
22 Ik, Tertius, die de brief op schrift gebracht heb, groet u in de Here.
23 Gajus, wiens gastvrijheid ik en de gehele gemeente genieten, laat u groeten. U groet Erastus, de stadsrentmeester, en Quartus, de broeder.
24 [De genade van onze Here Jezus Christus zij met u allen. Amen.]