10 maar de profeet Natan, Benaja, de helden en zijn broeder Salomo nodigde hij niet.
11 Toen zeide Natan tot Batseba, de moeder van Salomo: Hebt gij niet gehoord, dat Adonia, de zoon van Chaggit, koning is geworden, zonder dat onze heer David het weet?
12 Nu dan, laat mij u toch een raad geven, opdat gij uw leven en dat van uw zoon Salomo redt.
13 Ga heen, treed bij koning David binnen en zeg tot hem: Hebt gij, mijn heer de koning, aan uw dienstmaagd niet gezworen: Voorzeker, Salomo, uw zoon, zal na mij koning worden en hij zal op mijn troon zitten? Waarom is dan Adonia koning geworden?
14 Zie, terwijl gij dan nog met de koning in gesprek zijt, zal ik na u binnenkomen en uw woorden aanvullen.
15 Dus trad Batseba bij de koning de kamer binnen; de koning was zeer oud en Abisag, de Sunamitische, bediende de koning.
16 Toen knielde Batseba en boog zich voor de koning neer, waarop de koning zeide: Wat hebt gij?