42 Terwijl hij nog sprak, daar kwam Jonatan, de zoon van de priester Abjatar, en Adonia zeide: Treed binnen, want gij zijt een flink man en zult wel een goede tijding brengen.
43 Maar Jonatan antwoordde Adonia: Integendeel, onze heer koning David heeft Salomo koning gemaakt.
44 De koning toch heeft met hem de priester Sadok, de profeet Natan en Benaja, de zoon van Jojada, met de Keretieten en Peletieten uitgezonden, en zij hebben hem op het muildier van de koning laten rijden;
45 de priester Sadok en de profeet Natan hebben hem te Gichon tot koning gezalfd, en zij zijn vandaar juichend opgetrokken, zodat de stad in opschudding is; dat is het geluid dat gij gehoord hebt.
46 En ook zit Salomo reeds op de koninklijke troon;
47 bovendien zijn de dienaren van de koning onze heer koning David hun zegenwens komen brengen: Uw God make de naam van Salomo roemrijker dan de uwe en zijn troon verhevener dan de uwe. Daarop heeft de koning zich op het rustbed neergebogen.
48 En de koning heeft aldus gesproken: Geprezen zij de Here, de God van Israël, die heden, terwijl mijn ogen het nog zien, iemand gegeven heeft, die op mijn troon zit.