30 En die beiden waren alleen op het veld. Toen greep Achia de nieuwe mantel die hij droeg, en scheurde die in twaalf stukken;
31 hij zeide tot Jerobeam: Neem voor u tien stukken, want zo zegt de Here, de God van Israël: zie, Ik ga het koninkrijk van Salomo afscheuren, en Ik geef u de tien stammen –
32 maar één stam zal voor hem zijn, ter wille van mijn knecht David en van Jeruzalem, de stad die Ik uit alle stammen van Israël verkoren heb –,
33 omdat hij Mij heeft verlaten, en zich neergebogen heeft voor Astarte, de godin der Sidoniërs, voor Kemos, de god van Moab, en voor Milkom, de god der Ammonieten, en niet in mijn wegen gewandeld heeft en niet gedaan heeft wat recht is in mijn ogen: mijn inzettingen en mijn verordeningen, zoals zijn vader David.
34 Evenwel zal Ik het koninkrijk in genen dele uit zijn hand nemen, maar Ik zal hem tot een vorst stellen zijn leven lang, ter wille van mijn knecht David, die Ik verkoren heb, die mijn geboden en inzettingen in acht genomen heeft.
35 Maar Ik zal het koninkrijk uit de hand van zijn zoon nemen, en u de tien stammen geven.
36 Aan zijn zoon zal Ik echter één stam geven, opdat mijn knecht David altijd een lamp voor mijn aangezicht hebbe in Jeruzalem, de stad die Ik Mij verkoren heb om mijn naam daar te vestigen.