1 In die tijd werd Abia, de zoon van Jerobeam, ziek.
2 Toen zeide Jerobeam tot zijn vrouw: Maak u reisvaardig en verkleed u, zodat men niet kan merken, dat gij de vrouw van Jerobeam zijt, en ga naar Silo; daar woont immers de profeet Achia. Hij heeft mij voorzegd, dat ik koning over dit volk zou worden.
3 Neem tien broden mede, rozijnenkoeken, en een kruik honig, en ga tot hem. Hij zal u mededelen, wat er met de jongen gebeuren zal.
4 En Jerobeams vrouw deed dit. Zij maakte zich reisvaardig, ging naar Silo en trad het huis van Achia binnen; Achia nu kon niet zien, omdat zijn ogen star stonden van ouderdom.