21 Zodra Basa dit hoorde, staakte hij de versterking van Rama en keerde terug naar Tirsa.
22 Koning Asa nu liet geheel Juda oproepen, zonder iemand vrij te stellen; de stenen en het hout waarmede Basa Rama versterkt had, namen zij weg en koning Asa versterkte daarmee Geba in Benjamin en Mispa.
23 Het overige van de geschiedenis van Asa, en al zijn dappere daden en alles wat hij gedaan heeft, en de steden die hij versterkt heeft, is dit niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Juda? Doch ten tijde van zijn ouderdom werd hij ziek aan zijn voeten.
24 Asa ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven bij zijn vaderen in de stad van zijn vader David; zijn zoon Josafat werd koning in zijn plaats.
25 Nadab nu, de zoon van Jerobeam, werd koning over Israël in het tweede jaar van Asa, de koning van Juda, en regeerde twee jaar over Israël.
26 En hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren. Hij wandelde in de weg van zijn vader, en in de zonde die deze Israël had doen bedrijven.
27 En Basa, de zoon van Achia, van het huis Issakar, smeedde een samenzwering tegen hem. En Basa sloeg hem dood te Gibbeton, dat aan de Filistijnen behoorde, terwijl Nadab en geheel Israël Gibbeton belegerden.