22 Doch het volk dat Omri volgde, kreeg de overhand op het volk dat Tibni, de zoon van Ginat, volgde. Toen Tibni gestorven was, werd Omri koning.
23 In het eenendertigste jaar van Asa, de koning van Juda, werd Omri koning over Israël; twaalf jaar. Te Tirsa regeerde hij zes jaar.
24 Toen kocht hij van Semer de berg Samaria voor twee talenten zilver, bebouwde de berg en noemde de stad die hij bouwde, Samaria, naar Semer, de eigenaar van de berg.
25 En Omri deed wat kwaad is in de ogen des Heren, ja hij maakte het erger dan allen die vóór hem geweest waren.
26 Hij wandelde in al de wegen van Jerobeam, de zoon van Nebat, en in de zonde die deze Israël had doen bedrijven, zodat zij de Here, de God van Israël, krenkten met hun ijdelheden.
27 Het overige van de geschiedenis van Omri, wat hij gedaan heeft, en de dappere daden die hij verricht heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël?
28 En Omri ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven in Samaria; zijn zoon Achab werd koning in zijn plaats.