4 Gij kunt uit de beek drinken, en Ik heb de raven geboden u daar van spijze te voorzien.
5 Daarop ging hij heen en deed naar het woord des Heren; hij ging verblijf houden bij de beek Kerit, die in de Jordaan uitmondt.
6 De raven brachten hem des morgens brood en vlees, en des avonds brood en vlees, en hij dronk uit de beek.
7 Doch na verloop van tijd droogde de beek uit, omdat er geen regen in het land gevallen was.
8 Toen kwam het woord des Heren tot hem:
9 Maak u gereed, ga naar Sarefat, dat aan Sidon behoort, en houd daar verblijf. Zie, Ik heb daar een weduwe geboden u te verzorgen.
10 Daarop maakte hij zich gereed en ging naar Sarefat. Toen hij bij de stadspoort kwam, zie, daar was een weduwe bezig hout te sprokkelen. Hij riep haar toe en zeide: Haal mij toch in een kruik een weinig water, opdat ik drinke.