15 Daarop ontwaakte Salomo, en zie, het was een droom. En toen hij te Jeruzalem gekomen was, stelde hij zich voor de ark van het verbond des Heren en offerde brandoffers en bereidde vredeoffers, en hij richtte een feestmaal aan voor al zijn dienaren.
16 Toentertijd kwamen twee vrouwen, hoeren, tot de koning en stelden zich vóór hem.
17 En de ene vrouw zeide: Met uw verlof, mijn heer, ik en deze vrouw wonen in één huis, en ik heb bij haar in huis gebaard.
18 Op de derde dag nadat ik gebaard had, heeft ook deze vrouw gebaard, en wij waren tezamen, er was geen vreemde bij ons in huis; alleen wij tweeën waren in huis.
19 Toen is de zoon van deze vrouw des nachts gestorven, doordat zij op hem gelegen had.
20 En zij is te middernacht opgestaan en heeft mijn zoon naast mij weggenomen, terwijl uw dienstmaagd sliep, en heeft hem in haar schoot gelegd, en haar dode zoon heeft zij in mijn schoot gelegd.
21 Toen ik des morgens opstond om mijn zoon te voeden, zie, hij was dood; maar ik gaf in de morgen acht op hem, en zie, het was niet de zoon, die ik gebaard had.