12 De Here nu had Salomo wijsheid geschonken, zoals Hij hem had toegezegd. En er was vrede tussen Chiram en Salomo, en die beiden sloten een verbond.
13 En koning Salomo riep uit geheel Israël een lichting op voor herendienst; de lichting bedroeg dertigduizend man.
14 Van hen zond hij maandelijks bij afwisseling tienduizend naar de Libanon, zodat zij één maand in de Libanon waren en twee maanden thuis; en Adoniram stond over de herendienst.
15 Voorts had Salomo zeventigduizend lastdragers en tachtigduizend steenhouwers in het gebergte,
16 behalve Salomo’s hoofdopzichters over de arbeid, drieduizend driehonderd, die aangesteld waren over het volk dat de arbeid verrichtte.
17 En de koning gebood, dat men grote, kostbare stenen zou uitbreken om het huis op gehouwen stenen te grondvesten.
18 De bouwlieden van Salomo en van Chiram en de Giblieten behieuwen de boomstammen en de stenen, en maakten ze pasklaar voor de bouw van het huis.