1 In het vierhonderd tachtigste jaar na de uittocht der Israëlieten uit het land Egypte, in het vierde jaar van Salomo’s regering over Israël, in de maand Ziw, dat is de tweede maand, bouwde hij het huis voor de Here.
2 Het huis dat koning Salomo voor de Here bouwde, was zestig el lang, twintig el breed en dertig el hoog.
3 De voorhal aan de voorzijde van de hoofdzaal van het huis was twintig el lang over de breedte van het huis en tien el diep, vóór aan het huis.
4 Ook maakte hij aan het huis vensters van eng latwerk.