11 Doch daarboven lagen kostbare stenen, in de afmeting van gehouwen steen, en cederhout.
12 De grote voorhof nu had rondom (een muur) van drie rijen gehouwen stenen en één rij gehouwen cederen balken; en evenzo de binnenste voorhof van het huis des Heren [en de zaal van het paleis].
13 En koning Salomo ontbood Chiram uit Tyrus.
14 Hij was de zoon van een weduwe uit de stam Naftali, terwijl zijn vader een Tyriër was, een koperslager; hij was vervuld met de wijsheid, het verstand en de kennis, nodig om elk werk in koper te verrichten; deze nu kwam tot koning Salomo en voerde al diens werk uit.
15 Hij vormde namelijk de beide koperen zuilen; achttien el was de ene zuil hoog, en een meetsnoer van twaalf el kon haar omspannen, en evenzo was het bij de tweede zuil.
16 Ook maakte hij twee kapitelen om die op de toppen der zuilen te plaatsen, gietwerk van koper; vijf el was de hoogte van het ene kapiteel en vijf el de hoogte van het andere kapiteel.
17 Voorts maakte hij twee vlechtwerken voor de kapitelen die op de top der zuilen waren; het vlechtwerk was gemaakt van gedraaide snoeren, op de wijze van slingers: zeven voor het ene kapiteel en zeven voor het andere kapiteel.