31 En de opening daarvan was binnen de handvatten en een el verderop, en zijn opening was rond, bij wijze van een voetstuk, anderhalve el (diep); en ook aan de opening was beeldwerk, doch hun sluitplaten vormden een vierkant, waren dus niet rond.
32 De vier raderen waren beneden de sluitplaten, en de steunsels der raderen waren aan het onderstel; en de hoogte van één rad was anderhalve el.
33 De vorm van de raderen was als die van een wagenrad; hun steunsels echter, velgen, spaken en naven, waren geheel van gietwerk.
34 Wat nu de vier handvatten betreft aan de vier hoeken van elk onderstel: aan het onderstel zaten zijn handvatten vast.
35 En aan de bovenkant van het onderstel was een rand van een halve el hoog, geheel rond; en boven aan het onderstel zaten zijn handvatten en zijn sluitplaten vast.
36 En hij graveerde op de vlakken van zijn handvatten en op zijn sluitplaten cherubs, leeuwen en palmen, naardat elk ruimte bood, en kransen rondom.
37 Aldus maakte hij de tien onderstellen; zij waren alle van één gietsel, één maat, één vorm.