42 de vierhonderd granaatappelen voor beide vlechtwerken, twee rijen granaatappelen voor elk vlechtwerk, om de beide bollen der kapitelen op de zuilen te bedekken,
43 de tien onderstellen en de tien bekkens op de onderstellen, de éne zee,
44 de twaalf runderen onder de zee,
45 en de potten, scheppen en sprengbekkens; al deze voorwerpen die Chiram voor koning Salomo voor het huis des Heren maakte, waren van gepolijst koper.
46 In de Streek aan de Jordaan goot de koning ze, in diepe grond, tussen Sukkot en Saretan.
47 En Salomo liet al de voorwerpen ongewogen vanwege de overgrote hoeveelheid; het gewicht aan koper werd niet berekend.
48 Ook maakte Salomo al de voorwerpen in het huis des Heren, het gouden altaar, en de tafel waarop het toonbrood lag, van goud;