44 de twaalf runderen onder de zee,
45 en de potten, scheppen en sprengbekkens; al deze voorwerpen die Chiram voor koning Salomo voor het huis des Heren maakte, waren van gepolijst koper.
46 In de Streek aan de Jordaan goot de koning ze, in diepe grond, tussen Sukkot en Saretan.
47 En Salomo liet al de voorwerpen ongewogen vanwege de overgrote hoeveelheid; het gewicht aan koper werd niet berekend.
48 Ook maakte Salomo al de voorwerpen in het huis des Heren, het gouden altaar, en de tafel waarop het toonbrood lag, van goud;
49 de vijf kandelaars rechts en de vijf links vóór de achterzaal, van gedegen goud; de kelken, lampen en snuiters, van goud;
50 de schalen, messen, sprengbekkens, schotels en vuurpannen van gedegen goud; de scharnieren voor de deuren van het binnenste vertrek naar het heilige der heiligen (en) voor de deuren van de hoofdzaal van de tempel, van goud.