48 Ook maakte Salomo al de voorwerpen in het huis des Heren, het gouden altaar, en de tafel waarop het toonbrood lag, van goud;
49 de vijf kandelaars rechts en de vijf links vóór de achterzaal, van gedegen goud; de kelken, lampen en snuiters, van goud;
50 de schalen, messen, sprengbekkens, schotels en vuurpannen van gedegen goud; de scharnieren voor de deuren van het binnenste vertrek naar het heilige der heiligen (en) voor de deuren van de hoofdzaal van de tempel, van goud.
51 Toen al het werk dat koning Salomo aan het huis des Heren deed, voltooid was, bracht Salomo de geheiligde voorwerpen van zijn vader David erin; het zilver, het goud en die voorwerpen legde hij in de schatkamers van het huis des Heren.