58 maar neige ons hart tot Zich, om al zijn wegen te bewandelen, en de geboden, inzettingen en verordeningen in acht te nemen, die Hij aan onze vaderen geboden heeft.
59 Mogen deze mijn woorden, die ik voor het aangezicht des Heren gesmeekt heb, des daags en des nachts nabij de Here, onze God, zijn, opdat Hij zijn knecht en zijn volk Israël recht verschaffe dag aan dag,
60 opdat alle volken der aarde mogen weten, dat de Here God is en niemand meer,
61 en moge uw hart volkomen zijn met de Here, onze God, om in zijn inzettingen te wandelen, en zijn geboden evenals heden in acht te nemen.
62 De koning en geheel Israël met hem offerden slachtoffers voor het aangezicht des Heren.
63 Salomo offerde als vredeoffer, dat hij de Here bracht, tweeëntwintigduizend runderen en honderdtwintigduizend stuks kleinvee. Aldus hebben de koning en alle Israëlieten het huis des Heren ingewijd.
64 Te dien dage heiligde de koning het midden van de voorhof, vóór het huis des Heren, want daar bereidde hij het brandoffer, het spijsoffer en de vetstukken van de vredeoffers, omdat het koperen altaar dat vóór het aangezicht des Heren stond, te klein was om het brandoffer, het spijsoffer en de vetstukken van de vredeoffers te bevatten.