60 opdat alle volken der aarde mogen weten, dat de Here God is en niemand meer,
61 en moge uw hart volkomen zijn met de Here, onze God, om in zijn inzettingen te wandelen, en zijn geboden evenals heden in acht te nemen.
62 De koning en geheel Israël met hem offerden slachtoffers voor het aangezicht des Heren.
63 Salomo offerde als vredeoffer, dat hij de Here bracht, tweeëntwintigduizend runderen en honderdtwintigduizend stuks kleinvee. Aldus hebben de koning en alle Israëlieten het huis des Heren ingewijd.
64 Te dien dage heiligde de koning het midden van de voorhof, vóór het huis des Heren, want daar bereidde hij het brandoffer, het spijsoffer en de vetstukken van de vredeoffers, omdat het koperen altaar dat vóór het aangezicht des Heren stond, te klein was om het brandoffer, het spijsoffer en de vetstukken van de vredeoffers te bevatten.
65 Toen vierde koning Salomo het feest, en geheel Israël met hem, een grote schare, van de weg naar Hamat af tot aan de Beek van Egypte, voor het aangezicht van de Here, onze God, gedurende zeven dagen, en nog eens zeven dagen: veertien dagen.
66 Op de achtste dag liet hij het volk gaan, en zij zegenden de koning, en gingen naar hun tenten, verheugd en welgemoed wegens al het goede dat de Here aan zijn knecht David en aan zijn volk Israël gedaan had.