48 Toen Samla gestorven was, werd koning in zijn plaats Saul, uit Rechobot aan de rivier.
49 Toen Saul gestorven was, werd koning in zijn plaats Baäl-Chanan, de zoon van Akbor.
50 Toen Baäl-Chanan gestorven was, werd koning in zijn plaats Hadad; en zijn stad heette Pai. Zijn vrouw heette Mehetabel; zij was de dochter van Matred, de dochter van Me-Zahab.
51 Toen Hadad gestorven was, werden stamhoofden van Edom: Timna, Alja, Jetet,
52 Oholibama, Ela, Pinon,
53 Kenaz, Teman, Mibsar,
54 Magdiël en Iram. Dit zijn de stamhoofden van Edom.