5 De inwoners van Jebus hadden tot David gezegd: Gij komt hier niet binnen – maar David veroverde de burcht Sion, dat is de stad Davids.
6 David nu had gezegd: Wie de Jebusieten de eerste slag toebrengt, zal aanvoerder en overste worden. En Joab, de zoon van Seruja, klom het eerst naar boven; daarom werd hij aanvoerder.
7 En David ging in de burcht wonen; hierom noemde men deze de stad Davids.
8 Hij versterkte de stad aan alle kant, van de Millo af en geheel rondom, terwijl Joab het overige deel van de stad herstelde.
9 En David nam steeds toe in grootheid, en de Here der heerscharen was met hem.
10 Dit zijn de aanvoerders van Davids helden, die hem, samen met geheel Israël, krachtig terzijde stonden bij de verwerving van zijn koningschap, om hem, naar het woord des Heren over Israël, koning te maken. –
11 Dit is dan de opsomming van de helden van David: Jasobam, de zoon van Chakmoni, aanvoerder van de dertig; hij zwaaide zijn speer over driehonderd, die in één keer verslagen waren.