7 En David ging in de burcht wonen; hierom noemde men deze de stad Davids.
8 Hij versterkte de stad aan alle kant, van de Millo af en geheel rondom, terwijl Joab het overige deel van de stad herstelde.
9 En David nam steeds toe in grootheid, en de Here der heerscharen was met hem.
10 Dit zijn de aanvoerders van Davids helden, die hem, samen met geheel Israël, krachtig terzijde stonden bij de verwerving van zijn koningschap, om hem, naar het woord des Heren over Israël, koning te maken. –
11 Dit is dan de opsomming van de helden van David: Jasobam, de zoon van Chakmoni, aanvoerder van de dertig; hij zwaaide zijn speer over driehonderd, die in één keer verslagen waren.
12 En na hem kwam Elazar, de zoon van de Achochiet Dodo; hij behoorde tot de drie helden.
13 Hij was met David in Pas-Dammim, toen de Filistijnen zich daar ten strijde hadden verzameld. Er was een stuk land, waarop overvloedig gerst stond, en het volk vluchtte voor de Filistijnen.