10 Mismanna, de vierde; Jirmeja, de vijfde;
11 Attai, de zesde; Eliël, de zevende;
12 Jochanan, de achtste; Elzabad, de negende;
13 Jirmeja, de tiende; Makbannai, de elfde.
14 Dezen behoorden tot de zonen van Gad, aanvoerders van het leger; de kleinste reeds woog op tegen honderd, de grootste tegen duizend.
15 Dezen waren het, die in de eerste maand de Jordaan overstaken, toen deze geheel buiten zijn oevers getreden was, en die al de bewoners van de vallei oostwaarts en westwaarts op de vlucht joegen.
16 Toen er enige Benjaminieten en Judeeërs bij de vesting tot David kwamen,